luchtkussenbaan

Gegeven:

  • m1 = 600 gram (= 0,6 kg)
  • m2 = 100 gram (= 0,1 kg)
  • g = 9,81 m/s2
  • Fz = m2 x g = 0,1 kg x 9,81 m/s2 = 0,981 kgm/s2 = 0,981 N
  • Aanname: de opstelling beweegt geheel wrijvingsloos

 

Gevraagd: 

  • bereken versnelling A
  • verplaats 100 gram gewicht van M1 naar M2 en bereken dan nogmaals A. M1 wordt dan 500 gram, m2 wordt 200 gram.

 

Er leiden meer wegen naar Rome. Voor deze opgave reik ik daarom twee oplossingsmethoden aan.

 

Oplossingsmethode 1, beschouw M1, M2 en touw als een geheel dat versnelt.

  • De totale massa die versnelt is Mtot = M1 + M2 = 0,6 kg + 0,1 kg = 0,7 kg.
  • De versnellingskracht FV is gelijk aan de zwaartekracht van M2, FV = FZ2 = M2 x g = 0,981 N
  • Versnelling A = FV / Mtot =  0,981 N  / 0,7 kg = 1,401 m/s2

 

Verplaats 100 gram gewicht van M1 naar M2 en bereken dan nogmaals A. M1 wordt dan 0,1 kg, M2 wordt 0,2 kg.

  • De totale massa die versnelt is Mtot = M1 + M2 = 0,6 kg + 0,1 kg = 0,7 kg.
  • De versnellingskracht FV is gelijk aan de zwaartekracht van M2, FV = FZ2 = M2 x g = 0,2 kg x 9,81 kg m/ s2 = 1,962 N
  • Versnelling A = FV / Mtot =  1,962 N / 0,7 kg = 2,802 m/s2

 

 

Oplossingsmethode 2, beschouw M1 en M2 als twee aparte deelsystemen I en II

Het gewicht m2 maakt dat m1 in beweging komt en eenparig versneld. 

  • Alleen kijkend naar deelsysteem I, kun je een formule opstellen voor de spankracht Fs in het koord: Fs = m1 x A
  • Alleen kijkend naar deelsysteem II, kun je een tweede formule opstellen voor de spankracht Fs in het koord: Fz - Fs = m2 x A <=> Fs = Fz - m2 x A*

*- m2 x A: veel leerlingen zullen hier moeite mee hebben. Neem een veer met daaraan een gewicht en demonstreer wat er gebeurt als je de veer versneld naar beneden beweegt: de veer wordt korter. De veerkracht wordt dus minder. het versnellen van m2 in verticale richting naar beneden, zorgt voor een verlaging van de spankracht in het koord.

De massa's zijn d.m.v. een touw met elkaar verbonden... Fs is overal hetzelfde.

Er gelden dus twee formules voor de spankracht: Fs = m1 x A en Fs = Fz - m2 x A

  • m1 x A = Fz - m2 x A <=>
  • A = Fz / (m1 + m2) = 0,981 N / (0,6 kg + 0,1 kg) = 1,401 m/s2
  • Je kunt ook schrijven A = m2 x g / (m1 + m2), want Fz = m2 x g

 

In theorie, wrijvingsloos dus, zal de versnelling A gelijk zijn aan 1,401 m/s2. In de praktijk kun je wrijving nooit uitsluiten. Dus mag je verwachten dat de versnelling in de praktijk iets lager uit valt dan in de theorie.

 

Praktijkgegevens:

  • Verplaatsing (afstand tussen de lichtpoortjes): S = 1,3 m
  • Tijdmetingen: t1 = 1,38 s, t2 =  1,37 s, t3 = 1,39 s gemiddelde tijd: 1,38 s
  • vgem = S / t = 1,3 m / 1.38 s = 0.942 m/s
  • veind = 2 x vgem = 2 x 0,942 m/s = 1,884 m/s
  • A = (veind - vo) / t = (1,884 m/s - 0)/ 1,38 s = 1.365 m/s2 (inderdaad: in de praktijk met wrijving is de versnelling iets lager dan in de theorie zonder wrijving)

 

Luchtkussenbaan versnelling meetpuntBeschrijving van de opstelling

Zie afbeelding bovenaan deze pagina. Als je de foto goed bekijkt, zie je dat m1 bestaat uit 2 ruiters (wagentjes). Mijn doel was om m1 zo groot mogelijk te maken. D.w.z. zo groot dat hij nog net wrijvingsloos kan hooveren. Op die manier kon ik ook m2 een significatie waarde geven van 100 gram zonder dat de ruiter als een raket over de baan gaat. 

Waarom wilde ik m2 graag een significante waarde geven? Aanvankelijk experimenteerde ik met een gewicht m2 van slechts 20 gram. Een klein gewicht veroorzaakt een lage versnelling wat visueel overzichtelijker werkt voor de student. Echter: later bleek dat ik het gewicht van het gekozen touw dan niet mocht verwaarlozen. Het touwtje bleek bij nader inzien 1,3 gram te wegen, en dat op een massa van 20 gram... dat is vrij veel, d.w.z. niet zomaar verwaarloosbaar!

In de voorbereiding mislukte het experiment. Wat bleek: de opstelling was niet (meer) wrijvingsloos. De aluminium pijp met gaatjes vertoonde gebruiksschade in de vorm van oneffenheden veroorzaakt door botsingen. Dus die moest ik eerst weg vijlen. Ook de ruiters bleken niet perfect te zijn. Één van de ruiters bevatte transparante tape op de onderkant. Die zag je bijna niet! Die heb ik dus met een scheermes verwijderd.

Om wrijvingsloosheid te garanderen, laat je de ruiter maximaal belast een keer met lage snelheid over het hele parcours gaan, waarbij je goed kijkt of er nergens remming optreedt.

 

Wrijvingsloos is een aanname die verwaarlozingen met zich mee brengt:

  • verwaarlozing van de 'kopse' luchtwrijvingsweerstand op alle bewegende delen: m1, touw, katrol en m2
  • verwaarlozing van de luchtwrijvingsweerstand onder de ruiters
  • rolwrijvingsweerstand in de katrol
  • gewicht van het touw
  • hoek: hoe je ook je best doet, je krijgt de opstelling nooit perfect waterpas

 

Oplossingsmethode nr 2... met daar in het woord resulterende kracht Fres

Mijn collega's blijven hameren op het woord Fresulterend. Ik beschrijf daarom voor de liefhebbers een oplossingswijze met daarin het woord Fres.

  • Voor deelsysteem I geldt: Fres = m1 x A
  • Voor deelsysteem 2 geldt: Fres = Fz - m2 x A
  • Deze resulterende krachten zijn gelijk aan elkaar, dus m1 x A = Fz - m2 x A oftewel: A = Fz / (m1 + m2).
  • Fz = m2 x g, dus je mag ook schrijven: A = m2 x g / (m1 + m2)

 

Voor TOA's en docenten: 

Op de foto zie je twee blauwe statiefpoten die zijn vastgeklemd op de kar. Op die manier kan ik de luchtkussenbaan veel hoger plaatsen, waarmee de versnellingsweg en daarmee de lengte van de baan optimaal worden benut.