diverse soorten multimeters naast elkaar

Met de multimeter kun je stroom, weerstand, spanning en vaak nog een heleboel andere dingen meten. Maar... hoe gebruik je hem?

Niveau

:

Havo 4/5, VWO 3/4

Doel

:

Leren werken met een universeelmeter

Nodig

:

  • 1x multimeter

 

stroommeter spanningsmeter elektrische schemaStap 1. Elektrisch schema

Teken altijd een elektrisch schema vóór je begint te bouwen. Geef in dit schema, indien er sprake is van gelijkspanning, de stroomrichting aan. De stroom gaat van hoog (+) naar laag.

 

Stap 2: bouw de schakeling op zonder meters

Start bij de plus van je voeding en ga zo de stroomkring rond richting de min.

(Het idee hierachter: zowel stroom- als spanningsmeters beínvloeden de meting NIET. Stroommeters laten de stroom ongehinderd door en spanningsmeters laten juist géén stroom door. Door ze achteraf in te bouwen, wordt je je bewuster van de wijze waarop je een meter moet aansluiten.)

Let op: werk spanningsloos, schakel voor je de meters in bouwt, de voeding uit! 

 

Onderzoek zelf: hoe kies je op jouw universeelmeter voor gelijkspanning of wisselspanning?

AC DC symbool

  • Gelijkspanning DC: Direct Current, symbool =
  • Wisselspanning AC: Alternating Current, symbool ≈

 Hoe weet je of je AC of DC moet kiezen!? Bestudeer je voedingsbron: levert die AC of DC?

 

Stap 3a. Spanningsmeting: Wat voor een spanning heb je?

Niet alle multimeters kunnen tegen overbelasting. Vooral goedkopere versies kunnen dan stuk gaan. Daarom:

  • Gaat het om een hoge spanning? Als je geen idee hebt, stel dan je universeelmeter aanvankelijk in op de hoogst mogelijke spanning.
  • Als je de universeelmeter op de juiste manier gebruikt als spanningsmeter, laat hij geen stroom door. Dus dan beïnvloed hij de het apparaat of de stroomkring waar je aan meet niet. Let wel: de snoeren moeten dan op de universeelmeter dan wel op de juiste aansluiting zitten. Heb je één van je snoeren in de aansluiting voor stroom zitten, kun je alsnog via je universeelmeter een kortsluiting veroorzaken.

 

Stel je probeert eerst of het gaat om wisselspanning AC. Het apparaat heb je dus ingesteld op AC. Je hebt dan kans op de volgende uitkomsten:

  • V = 0 volt
    • optie 1: de spanning is daadwerkelijk 0 volt
    • optie 2: de spanning is klein, stel de spanningsmeter in op een kleiner meetbereik en probeer op nieuw
    • optie 3: het gaat niet om een wisselspanning maar om een gelijkspanning
  • V = OL of OVERLOAD of ..... iets dergelijks: de spanning is te hoog voor dit meetbereik, verhoog de ingestelde spanning

 

Stel je probeert eerst of het gaat om gelijkspanning DC. Het apparaat heb je dus ingesteld op DC. Je hebt dan kans op de volgende uitkomsten:

  • V = 0 volt
    • optie 1: de spanning is daadwerkelijk 0 volt
    • optie 2: de spanning is klein, stel de spanningsmeter in op een kleiner meetbereik en probeer op nieuw
    • optie 3: 
  • V = OL of OVERLOAD of ..... iets dergelijks: de spanning is te hoog voor dit meetbereik, verhoog de ingestelde spanning
  • V = je krijgt een normale waarde: nu weet je nog steeds niet zeker of je te maken hebt met een gelijkspanning of een wisselspanning. Als je je meter nu insteld op wisselspanning, verandert de waarde. Wordt de waarde nu 0, dan heb je inderdaad een gelijkspanning. Dus schakel je weer terug naar gelijkspanning.

 

Stap 3b. Stroommeting: Wat voor een stroom heb je?

  • Gaat het om een hoge stroom? Als je geen idee hebt, stel dan je universeelmeter aanvankelijk in op de hoogst mogelijke stroom.
  • Gaat het om wisselstroom of om gelijkstroom? Heb je geen idee, probeer het dan maar uit! Als je de universeelmeter op de juiste manier gebruikt als stroommeter, laat hij ALLE stroom ongehinderd door. Let wel: de snoeren moeten dan op de universeelmeter wel op de juiste aansluiting zitten. Heb je één van je snoeren in de aansluiting voor spanning zitten, kan dat niet zoveel kwaad: de spanningsmeter laat immers geen stroom door. Misschien merk je dat wel omdat je apparaat niets meer doet.

Stel je probeert eerst of het gaat om wisselstroom AC. Het apparaat heb je dus ingesteld op AC. Je hebt dan kans op de volgende uitkomsten:

  • A = 0 ampere
    • optie 1: de stroom is daadwerkelijk 0 volt
    • optie 2: de stroom is klein, stel de stroommeter in op een kleiner meetbereik en probeer op nieuw
    • optie 3: het gaat niet om een wisselstroom maar om een gelijkstroom
  • OL of OVERLOAD of ..... iets dergelijks: de stroom is te hoog voor dit meetbereik, verhoog de ingestelde stroom

 

Stel je probeert eerst of het gaat om gelijkstroom DC. Het apparaat heb je dus ingesteld op DC. Je hebt dan kans op de volgende uitkomsten:

  • A = 0 ampere
    • optie 1: de stroom is daadwerkelijk 0 volt
    • optie 2: de stroom is klein, stel de stroommeter in op een kleiner meetbereik en probeer op nieuw
    • optie 3: het gaat niet om een gelijkstroommaar om een wisselstroom
  • OL of OVERLOAD of ..... iets dergelijks: de stroom is te hoog voor dit meetbereik, verhoog de ingestelde stroom

 

Stap 4. Wat wil je meten?

  1. Spanning U [in Volts]
  2. Stroom I [in Amperes]

 

A. Je wilt het spanningsverschil U [in V] meten tussen twee punten in je stroomkring.

  • Stel je universeelmeter in op AC of DC en op het hoogste spanningsbereik.
  • Wijs de twee punten aan. Het punt dat het dichtst bij de + zit, sluit je aan op “V”, de andere op “com”.
  • Als je een meter hebt met instelbaar spanningsbereik en als je nu een heel klein spanningsverschil meet, kun je de meter instellen op een lager spanningsbereik.

 

B. Je wilt weten hoeveel stroom I [in A] door je circuit stroomt.

  • Stel je universeelmeter in op AC of DC.
  • Hoe groot wordt je stroom? Als je dit nog niet weet, zet de keuzeknop dan op de ruimste meetstand: 20A, 10A of A. Draai de keuzeknop in de juiste stand!
  • Kies de juiste ingang. µA en mA kies je alleen met toestemming van je docent.
  • Nu mag je beginnen met het aansluiten van de meetsnoeren. Onderbreek je stroomkring op de juiste plek. Het punt dat het dichtst bij de + zit, sluit je aan op “20A” of “10A”, de andere op “com”.

 

COM:

  • Je gebruik altijd de “COM”-aansluiting i.c.m. één van de 3 andere aansluitingen van je universeelmeter. De COM zit altijd dichter bij de min ´–´ aangesloten. Bij verkeerd-om aansluiten krijg je als uitkomst vaak negatieve spanningen en stromen.
  • Gebruik verschillende kleuren snoeren. Bijvoorbeeld rood voor + (warm) en blauw of zwart voor – (koud). Overige kleuren voor andere verbindingen.